Misschien wel de belangrijkste vraag na de afweging om wel of niet te beleggen, is wanneer in te stappen. Zijn aandelen op dit moment niet te duur? Het interessante is dat deze vraag al zeker tien jaar speelt. Een blik op historische ontwikkelingen en de uitdaging van timing kan waardevolle inzichten bieden voor beleggers die worstelen met deze vraag.
Een anekdotisch voorbeeld: op 20 maart 2014 schreef Maarten Schinkel een artikel in NRC, getiteld ‘Op weg naar de beurskrach van 2015?’. Hij verwees daarin naar de Amerikaanse S&P 500, die destijds op 1.860 punten stond. Dat leek zo enorm hoog dat een dip, aldus Schinkel, niet ver weg zou kunnen zijn.
Sindsdien is de index echter meer dan verdrievoudigd, goed voor een jaarlijks gemiddeld rendement van 11,5 procent. En dat is nog exclusief (herbelegd) dividend. Bovendien is dit het resultaat in dollar; de wisselkoers tussen euro en dollar heeft het rendement voor een belegger die de euro als basisvaluta heeft, nog eens een ferme impuls gegeven.
Na die bewuste dag in 2014 is de index zelfs vrijwel nooit meer onder de 1.860 punten gezakt. Vanuit dat oogpunt is maart 2014 juist een bodem.
Overigens is dit geen sneer naar Maarten Schinkel. In het artikel noemt hij gegronde redenen om goed op te letten: hoge waarderingen, sterk stijgende koersen bij beursgangen, hoge schulden. Deze zaken zijn sindsdien eigenlijk niet echt veranderd. Sterker nog: de waarderingen zijn over de hele linie alleen maar toegenomen.
Snel herstel
Er zijn in de tussentijd wel een aantal hobbels geweest. In een grafiek over de afgelopen tien jaar springt voornamelijk het voorjaar van 2020 eruit. Wie destijds aandelen had, heeft die daling zeker gevoeld. De onzekerheid die de coronapandemie teweegbracht was gigantisch. In een slechter scenario voor de wereld had de winstgevendheid van alle beursgenoteerde bedrijven daadwerkelijk een structurele knauw gekregen.
Al snel werd echter duidelijk dat overheden en centrale banken zouden bijspringen met stimuleringspakketten en dat veel sectoren met thuiswerken en andere maatregelen redelijk konden blijven draaien. De koersen herstelden zich dan ook razendsnel. Beleggers die tijdens de crisis hun posities behielden, waren over het algemeen snel weer boven Jan. Bovendien zijn de ontwikkelingen in de tech-industrie nog eens versneld.
Geen slecht moment
Bullmarkten – periodes waarin de beurs met 20 procent of meer stijgt vanaf een bepaald punt, tot de koersen vanaf een piek weer minstens 20 procent dalen – eindigen doorgaans door externe factoren zoals economische schokken, monetair beleid, of onverwachte gebeurtenissen.
De huidige bullmarkt voor de S&P 500 loopt vanaf oktober 2022, na een korte bearmarkt eerder dat jaar. De algemene trend in de aandelenmarkt is sinds 2009 echter overwegend positief geweest. Over de lange termijn bekeken, overheerst het beeld dat we in een langdurige bullmarkt zitten vanaf een bodem tijdens de kredietcrisis.
Wie gedurende deze periode in de markt zat, of dat nu de Amerikaanse markt was of een bredere wereldmarkt, kon grote rendementen bijschrijven. Achteraf bezien was er in deze periode geen uitgesproken slecht moment om breed gespreid in aandelen te stappen. Maar ook een AEX-etf, leverde vanaf begin 2009 circa gemiddeld 11 procent op jaarbasis op (inclusief herbelegd dividend).
Het laat het belang zien van ‘time in the market’ boven ‘timing the market’. Een boodschap die niet vaak genoeg kan worden herhaald.
Shiller CAPE
Waarderingen kunnen lang hoog blijken. Neem bijvoorbeeld de Cyclically Adjusted Price Earnings Ratio, kortweg CAPE, een ratio die Nobelprijswinnaar Robert Shiller bedacht. Deze ratio deelt maandelijks de stand van de S&P 500 door de gemiddelde winst van de onderliggende bedrijven over de voorgaande tien jaar. Zo houdt de ratio rekening met economische omstandigheden door de hele economische cyclus heen.
In 2015 stond de CAPE-ratio op 27,4. Dat was hoog ten opzichte van het historisch gemiddelde destijds van rond de 16.
De gemiddelde CAPE sinds juni 2015 is zelfs 30,6. De ratio stond eind november 2024 op 37,4. Dat is slechts in 27 van de 1.726 eerdere maanden waarover de ratio is berekend, hoger geweest. Tegelijkertijd zijn de winsten van het onderliggende mandje aandelen gegroeid. De S&P 500-bedrijven behaalden in de tien jaar tot juni 2015 gemiddeld een winst van 104,90 dollar. In de tien jaar tot nu was dat 158,60 dollar. Let wel: het gaat hier niet om de winst per aandeel. De bedragen betreffen de winst per eenheid van de S&P 500 over een periode van tien jaar, waarbij rekening wordt gehouden met de weging van elk bedrijf in de index en het aantal aandelen dat bij die weging hoort.
Bron: Robert J. Shiller, http://www.econ.yale.edu/~shiller/data.htm
In cijfers houdt dit in dat de winsten zijn gestegen met 51 procent. De S&P 500-index is gestegen met 182 procent. Een groot deel van de koerswinst komt dus uit multiple expansion: een toename van de waarderingsratio.
Beleggers blijken bereid om meer te betalen voor de winsten van bedrijven, maar is dat blijvend? Het zou kunnen. Verklaringen voor een hogere waardering voor de (largecap)aandelenmarkt als geheel zijn zeker te vinden. De rente die vanaf de jaren 80 een trend omlaag laat zien, globalisering die gezorgd heeft voor lagere prijzen en hogere efficiëntie door innovatie en automatisering. Ook speelt in de Verenigde Staten een trend van lagere belastingen voor bedrijven een rol.
De CAPE-ratio werkt met een ruime blik door met winsten over tien jaar te rekenen, maar wat ontbreekt is de toekomst. Een hoge waardering kan gerechtvaardigd zijn voor bedrijven met veel groeiperspectief en een duurzaam hoog rendement op het geïnvesteerde kapitaal.
Het laat voornamelijk zien dat het voor een aspirant-belegger een heikele kwestie is om te wachten op een instapmoment. Uit de grafiek blijkt wel dat de markten de neiging hebben om te bewegen richting gemiddelde waarderingsniveaus. Tegelijk kan dat gemiddelde verschuiven. Dit onderstreept het belang van een langetermijnperspectief en gespreid instappen. Je weet ook nooit vanaf welk niveau er een correctie komt.
Belangrijke les
Maar kun je dan wel tactisch even uitstappen?
Ook daar heeft een belegger de cijfers tegen zich. Zo blijkt dat het missen van slechts de 10 beste marktdagen het rendement op de Amerikaanse beurs meer dan halveert. Dit onderstreept hoe cruciaal het is belegd te blijven om optimale rendementen te behalen. De grafiek hieronder van Visual Capitalist laat dit goed zien.
Bron: JP Morgan, Visual Capitalist
In de twintig jaar van 2003 tot en met 2022, ging de S&P 500 grofweg maal 6,5. Wie echter op de tien beursdagen met de grootste stijging niet was belegd, behaalde maar iets meer dan een derde van dat rendement.
Natuurlijk is het niet realistisch dat een belegger precies op de beste dagen niet in de markt zit en daarna weer instapt. Het missen van de tien slechtste dagen – even onwaarschijnlijk - zou bovendien een veel hoger rendement opleveren dan blijven zitten.
De essentie is dit: in een stijgende markt zijn er veel deelperiodes waarin de markt stijgt, en het missen van één zo’n periode kan op lange termijn veel rendement schelen. Door te beleggen en belegd te blijven, is het mogelijk om te profiteren van alle positieve marktbewegingen, inclusief de uitzonderlijke maar zeer impactvolle dagen van extreme groei.
En hoe langer je naast de markt blijft staan, hoe langer je dividend misloopt. De kracht van dividendrendement wordt nog duidelijker als uitkeringen worden herbelegd in de index. Zo kunnen beleggers profiteren van het rendement-op-rendement-effect. Puntenstanden die puur kijken naar de beurskoers van een aandeel, geven een incompleet beeld.
Praktische implicaties
Pogingen om de markt te timen, kunnen leiden tot gemiste kansen en lagere langetermijnrendementen. Het is bijna onmogelijk om consequent de beste koop- en verkoopmomenten te voorspellen.
Consistentie is cruciaal, en marktschommelingen voorspellen en beursdalingen vermijden is zeer weinigen gegeven. Beleggers worden vaak geleid door angst (verkopen tijdens een daling) of hebzucht (kopen tijdens een piek). Dit maakt dat veel beleggers die timen, juist het tegenovergestelde doen van wat ze zouden willen: hoog kopen en laag verkopen.
De praktijk wijst uit dat je de dalingen echt niet kunt voorspellen. Ten eerste kan een daling het gevolg zijn van nieuws: dat is per definitie onvoorspelbaar. Ten tweede kunnen koersen dalen door een verkoopgolf die eerder psychologisch is, zonder duidelijke aanleiding. Ook die kan een individuele belegger onmogelijk zien aankomen. Bovendien is het niet zo makkelijk om te kopen in een dalende markt. Op zo’n moment zijn er altijd weer redenen te verzinnen om toch maar te wachten.
Dit betekent niet dat de markt niet kan omslaan. Marktdalingen horen erbij en rendementen uit het verleden zijn geen garantie voor toekomstige resultaten. Factoren zoals veranderende economische omstandigheden, (geo)politieke of technologische ontwikkelingen kunnen onverwacht van invloed zijn op de markten.
Het belangrijkste is dat je hierop bent voorbereid. Raak niet in paniek. Voor beginnende beleggers is het zeker geen slecht idee om gespreid over de tijd te kopen, wat het risico vermindert dat je toch precies op een piek instapt. Het kiezen van goed gespreide producten met lage kosten is daarbij ook belangrijk voor succes op de lange termijn.
VEB-lidmaatschap |
---|
Nog geen VEB-account? |
Voor toegang tot de volledige website dient u een VEB-lidmaatschap aan te houden en in te loggen. Indien u lid bent, maar nog geen account heeft kunt u ook klikken op ‘inloggen’ en daarna een account aanmaken. |
|
Meer infomatie over het VEB -lidmaatschap |